NZa handhaaft contractvereiste huisarts in sommige gevallen ten onrechte
Het gaat daarbij om de inzet van een Praktijkondersteuner Geestelijke Gezondheidszorg en multidisciplinaire zorg voor bepaalde chronische aandoeningen (DM type 2, VRM, COPD, astma). Het CBb aanvaardt verder niet dat huisartsen automatisch geen enkele vergoeding krijgen als zij niet voldoen aan hun plicht om avond-, nacht- of weekenddiensten te organiseren en past de Tariefbeschikking 2016 daarop aan.
De uitspraak van het CBb is een vervolg op de uitspraak van 1 december 2015. Daarin deed het CBb uitspraak over de door de NZa vastgestelde huisartsentarieven, onder meer over de eis dat de huisarts met de verzekeraar een overeenkomst moet sluiten voordat hij een rekening kan sturen (het contractvereiste). Het CBb beklemtoonde toen de vrijheid van de patiënt om zich te wenden tot de huisarts van zijn keuze. Die vrijheid staat onder druk als de gekozen arts bepaalde behandelingen niet in rekening mag brengen.
De NZa en huisartsen legden deze uitspraak verschillend uit. De huisartsen lazen dat de NZa het contractvereiste in het geheel niet meer mag stellen. Volgens de NZa verhindert de uitspraak haar niet het contractvereiste te hanteren voor aanvullende vergoedingsmogelijkheden, zoals resultaatbeloning, zolang de zorg waar de patiënt om vraagt door de huisarts ook zonder contract kan worden geleverd en gedeclareerd.
Het CBb oordeelt dat de NZa de uitspraak van 1 december 2015 correct heeft begrepen maar dat het dus voor enkele prestaties onterecht wordt gehandhaaft.
Reactie toevoegen