Denise Seelen (Raedelijn): ‘Regionale netwerken voor ouderenzorg worden goed beoordeeld’
‘”Langer thuis” heeft tot doel om ouderen langer thuis te laten wonen, met behoud van kwaliteit van leven’, schetst Denise Seelen, strategisch adviseur bij Raedelijn, de voorgeschiedenis van de Netwerkthermometer. ‘Dat programma heeft de minister van VWS gelanceerd op de Noordwest Veluwe, omdat dat werd gezien als een goed voorbeeld van regionale samenwerking (Zie: GezondVeluwe. Samen beter). De Tweede Kamer vond toen dat VWS de opzet van dergelijke regionale netwerken zou stimuleren in heel Nederland. De minister gaf ons daarop opdracht om in kaart te brengen waar deze netwerken al zijn.’
Netwerken in beeld
Raedelijn bracht 64 netwerken rond ouderenzorg in beeld, met een schaalgrootte van 100.000 inwoners of meer, vertelt Seelen. ‘Daarbij diende het om regionale netwerken te gaan, waarbinnen minimaal drie disciplines samenwerken. De kernpartijen van zo’n samenwerking zijn huisartsen, ziekenhuizen, intramurale ouderenzorg organisaties en de thuiszorg. In ongeveer de helft van de netwerken sluiten zich ook verzekeraars aan, apothekers, paramedici en GGZ. Als je deze netwerken intekent op de kaart dan zie je dat Nederland overal goed bedeeld is met netwerken voor regionale ouderenzorg. ’
Condities voor samenwerking
‘Hoe functioneren deze netwerken voor ouderenzorg eigenlijk?’, vroeg het ministerie van VWS vervolgens aan Raedelijn. Denise Seelen: ‘We konden dat als regionale overlegstructuur landelijk moeilijk beoordelen. Daarom hebben we de Netwerkthermometer ontwikkeld, samen met bureau Common Eye. Het is een vragenlijst waarmee de netwerken zichzelf kunnen beoordelen op de schaal van 1 tot 10. Daarop zijn condities aangegeven, die nodig zijn om een succesvol samenwerkingsverband op te richten.’
De Netwerkthermometer bevat vragen over zes condities. Dat zijn:
• het samenwerken rond gedeelde ambities,
• het recht doen aan alle belangen,
• het oog hebben voor persoonlijke relaties,
• de organisatie van het netwerk,
• publieke waarden,
• het proces.
Seelen: ‘Organisaties hebben nu eenmaal ook eigen belangen. Soms is het zo dat een partij juist heel veel voordeel heeft bij de samenwerking. Daar moet ook aandacht voor zijn. Ook persoonlijke relaties zijn van belang voor de samenwerking. Belangrijk is ook de mate van gelijkwaardigheid van partijen.’
Professionaliteit en proces
De professionele organisatie en het proces binnen het netwerk zijn belangrijke condities, zegt Seelen. ‘Netwerken kunnen vaak niet zonder coördinator, zo blijkt uit onderzoek van Mirella Minkman. De rol van een netwerkcoördinator is van belang, omdat iedereen toch het organisatiebelang op de eerste plaats stelt. Zo’n coördinator heeft tot taak het netwerk bij elkaar te brengen, nieuwe initiatieven te nemen en mensen te inspireren.’
‘Bij het proces in het netwerk gaat het om vragen als: doe je de juiste dingen? Heb je dat samen vastgesteld? Is iedereen betrokken? Zijn de rollen helder? Hebben de bestuurders eigenaarschap? Gemiddeld genomen zie je dat de samenwerking binnen die netwerken goed wordt beoordeeld, dat wil zeggen met een 7 of hoger.’
Publieke waarde
De netwerken scoren het laagst op het onderwerp ‘publieke waarde’, vervolgt Seelen. ‘Dat item hebben we toegevoegd omdat de samenwerking binnen de regionale netwerken best ver afstaat van de leefwereld van de ouderen zelf. De uitvoering van de zorg vindt plaats binnen de wijknetwerken, daar werken de zorgverleners van de ouderen. Op dat niveau wil je ook meerwaarde bereiken, niet alleen op bestuurlijk niveau. Dat noemen we ‘de publieke waarde’ en dat item scoort het laagst. De vraag is of er op de verschillende niveaus doelen zijn geformuleerd op basis van de behoeften van ouderen.’
Belangenorganisaties
De regionale netwerken houden zich vaak bezig met bijvoorbeeld de coördinatiepunten voor kortdurend verblijf. Deze organisaties hebben een overzicht van waar verblijfsruimte beschikbaar is voor ouderen. ‘De ouderen zelf zullen dat onderwerp niet snel noemen als belangrijk voor thuis wonen.’ De betrokkenheid van belangenorganisaties als Zorgbelang en KBO is bij veel netwerken vaak nog niet zo groot. Seelen: ‘Dat is slechts in de helft van de netwerken het geval. De inbreng van ouderen kan juist worden geregeld via bijvoorbeeld Zorgbelang en KBO.’
Wat zijn uw belangrijkste conclusies naar aanleiding van de Netwerkthermometer?
Denise Seelen: ‘De netwerken voor ouderenzorg beoordelen zichzelf best wel positief. De uitkomsten zetten echter wel aan tot verder gesprek. De netwerken die lager dan een 7 scoorden op de condities krijgen een lijst met tips. Verbeterpunten zitten vooral bij de ‘publieke waarde’ en ‘duurzame financiering’. De financiering van de netwerken is in de helft van de netwerken niet duurzaam geregeld. Vaak hangt het aan elkaar van subsidies voor korte perioden. Bij ambities die over langere periodes gaan, is dat niet wenselijk.’
Hoe zijn dergelijke financieringsproblemen op te lossen?
‘Het ministerie heeft wel ideeën over de ondersteuning in de vorm van netwerkbureaus. Er is daarbij wel discussie over de grootte van de netwerken. Zorginstituut Nederland bekijkt nu welke financieringsmogelijkheden er voor netwerken zijn. Ook een eigen bijdrage van organisaties vragen, is niet verkeerd omdat daarmee ook het eigenaarschap wordt gestimuleerd.’
Hoe staan de organisaties van huisartsen tegenover de netwerken voor ouderenzorg?
‘Vaak zijn het de zorggroepen die erbij aangesloten zijn. Wij zeggen dan ook dat het van belang is dat er wijknetwerken bestaan met daarbij bijvoorbeeld ook de huisartsengroepen en de gezondheidscentra. Neem een methode als de OZO-verbindzorg, waarbij de oudere kan communiceren met de zorgverleners. De huisartsorganisatie in de betreffende regio, bijvoorbeeld Noordwest Veluwe, helpt dan praktijken met het in gebruik nemen van zo’n systeem. Rond de huisartsenpraktijken zijn oudere teams geformeerd, die er overal anders uitzien. Er is dus steeds maatwerk nodig.’
Is de Netwerkthermometer ook op andere terreinen toepasbaar?
‘Ja. We hebben het instrument ook beschikbaar gemaakt van andere netwerken. Zo willen de netwerken voor palliatieve zorg het ook gebruiken om het functioneren van het eigen netwerk in kaart brengen. Verder is het ook geschikt voor netwerken die meerdere doelgroepen ondersteunen zoals bijvoorbeeld wijknetwerken.’
Links:
Reactie toevoegen