Praktijkhouder Alexander Tolmeijer pleit voor aanpassing van de Wet VBAR: ‘Zzp’ers zijn de olie van de mondzorg’
Alexander Tolmeijer, tandarts-praktijkhouder, jurist en directeur van adviesbureau Dentiva, voorziet onrust als de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 de wet DBA gaat handhaven op ‘schijnzelfstandigheid’. ‘Het wordt een roerige tijd, met zzp’ers die klem zitten en praktijkhouders extra kosten voor hun kiezen krijgen.’
Hoeveel zzp’ers precies in de mondzorg werken is niet helemaal duidelijk, in elk geval zijn het er veel. In 2020 lag het aantal praktijkhouders dat aangaf met tandarts-zzp’ers te werken nog op 79 procent. Door corona nam dit aantal flink af, zo blijkt uit latere enquêtes. In 2023 Nederland telde 9.376 tandartsen, waarvan nog ongeveer 30 procent werkzaam zou zijn als medewerker of zzp’er, meldt De staat van de mondzorg (2024).
Een groot aantal zzp’ers is gewoon nodig de mondzorg, stelt Alexander Tolmeijer, tandarts-praktijkhouder bij Tandartspraktijk Dentalways. ‘Ik wil graag dat zzp'ers in de mondzorg blijven, want dat is goed voor iedereen. Het is de olie in onze praktijk. We krijgen echt een hoop ellende als al die tandartsen in loondienst moeten. Dan wordt het echt wel even heel erg slikken en stikken. Dat lijkt me voor iedereen een ramp. De hamvraag is: hoe kan een zzp-tandarts echt aantonen dat hij een zzp’er is?’
‘Wet DBA is redelijk vaag’
Tolmeijer, naast tandarts ook jurist, noemt de wet DBA ‘redelijk vaag’ en constateert dat het toetsingskader van het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad ook geen duidelijkheid geeft voor de mondzorg. ‘Het Deliveroo-arrest biedt tien punten waarop je getoetst wordt. Maar de gezagsverhouding oftewel de onafhankelijkheid van een zzp’er laat zich daarmee ook moeilijk vaststellen. Uit die toetsing moet bijvoorbeeld blijken of een zzp’er zich onafhankelijk kan gedragen. Als je bij een praktijk geen eigen hoekstuk hebt, betekent dat dan dat je geen zzp'er bent? De vraag is ook of je je eigen werktijden kunt bepalen. Hoeveel opdrachtgevers je hebt als tandarts zegt niet zo veel.’
‘Uiteindelijk beslist de Belastingdienst’
‘Stel: de zzp'er heeft zelf onderhandeld dat hij 42% van de omzet krijgt en dat hij altijd op twee dagen werkt. Daarbij heeft de praktijkhouder niets te zeggen over de patiënten die hij behandelt en afgesproken is dat de zzp’er zelf voor vervanging kan zorgen. Is dat voldoende om iemand aan te merken als zzp’er? Het antwoord daarop weet niemand: daar moet een rechter uiteindelijk over besluiten.’
Ook de eis van meerdere opdrachtgevers verschaft volgens Tolmeijer geen duidelijkheid over zelfstandigheid. ‘Als je het hebt over werken als zzp’er gaat dat puur over de gezagsverhouding. Heb ik als praktijkhouder gezag over de zzp'er of heb ik dat niet? De gemiddelde tandarts-zzp’er heeft meer dan de gewone 23 dagen verlof, wisselt af en toe van werk, kan soms een sabbatical nemen. Hoe helpt dit dan bij de juridische interpretatie van de omstandigheden die aannemelijk maken dat iemand wel of geen zzp’er is? Dat is elke keer de hamvraag.’
‘Bij zwangerschapsvervanging is het duidelijker ’
Onduidelijk is nu wanneer je als zzp’er ‘veilig of onveilig’ bent, vindt Tolmeijer. ‘Stel: je neemt deel aan bijeenkomsten en personeelsuitjes. Dat is vaak het geval, want je wilt als zzp’er ook je team kennen. Als dat het is waardoor je straks als werknemer wordt aangemerkt, dan denk ik dat alle zzp'ers zeggen: “Dan doe ik daar dus niet meer aan mee.” Sommige dingen zijn niet handig: als de zzp-tandarts in dezelfde praktijkkleding loopt, de nascholing vergoed krijgt, meedoet met personeelsuitjes en in het salarissysteem van de praktijk zit. Maar stel dat je iemand tijdens zwangerschapsverlof vervangt, eigen werktijden aanhoudt of zelfs een eigen assistente meeneemt, dan ben je duidelijk een zzp’er.’
‘Bij ons werken zzp’ers zelfstandig’
Bij zijn eigen tandartspraktijk Dentalways werken de zzp’ers zelfstandig, zegt Tolmeijer. ‘Wij hebben wel overleggen, maar dat zie ik als kwaliteitsbevordering. Dan praten we over casussen en de zzp'er zegt wanneer hij of zij er wel of niet bij is. De zzp’er bepaalt zelf hoeveel dagen hij of zij werkt. In de mondzorgmarkt hebben zzp'ers een grote mate van vrijheid. Een belastinginspecteur zou kunnen zeggen: zzp’ers werken in je praktijk wel met hetzelfde materiaal als jij, dus ze zijn werknemer. Dan zeg ik: dat is logisch, er werken tien verschillende zzp’ers in één ruimte en dan kan je niet met tien verschillende soorten materialen werken uit het oogpunt van kwaliteit. Dat besluiten ze gezamenlijk.’
Zijn andere praktijkvormen met juridische constructies als meerdere BV’s een oplossing?
‘De gedachte dat de Belastingdienst een BV niet zou toetsen is naief. Daar kijkt de Belastingdienst wel doorheen: een BV is geen vrijstelling van mogelijke schijnzelfstandigheid. Als dat de oplossing zou zijn, wordt het heel druk bij de notaris. In een BV krijg je ook extra kosten en betaal je meer sociale lasten dan onder de DBA. Hoe de Belastingdienst zo’n constructie precies beoordeelt, weten we niet. Je moet jaarlijks ook 200.000 euro winst maken, wil een BV fiscaal voordeel opleveren. Ik betwijfel ook of de KNMT in deze oplossing gelooft.’
‘Ook zijn er tandartsen die via hun accountant een afspraak met de Belastingdienst proberen te maken. Dat lijkt me ook zinloos, want de politiek heeft besloten van de zzp’ers af te willen. Deels begrijpelijk: veel zzp’ers hebben geen pensioen en kunnen dus in een armoedeval terecht komen. Bovendien dragen ze veel minder bij aan sociale lasten. De Belastingdienst gaat dus niet tegen iedereen zeggen: “Je hoeft je geen zorgen te maken.” Dan zouden ze de oude situatie met modelovereenkomsten in stand houden.’
Die modelovereenkomsten worden wel uitgefaseerd: alleen de bestaande modelovereenkomsten gelden nog voor afgesproken looptijd.
‘Als je nu een verouderde overeenkomst hebt, moet je die alsnog regelen. De modelovereenkomst voor tandartsen uit 2021 loopt af in 2026 en die van mondhygiënisten uit 2023 in 2028. Het grote verschil komt op het moment dat de wet VBAR definitief wordt. Dat betekent dat we in 2025 een soort overgangsjaar hebben om dingen uit te zoeken en te regelen. Dan moet duidelijk zijn of we nog met tandarts-zzp’ers kunnen werken. Als dat niet kan, hebben we een heel groot probleem.’
Voor zowel praktijkhouders als huidige zzp’ers?
‘Voor iedereen. Aan de zzp-kant ben je je ondernemersfaciliteiten kwijt en krijg je een verplicht pensioen van het PFZW en dat is een grote hap uit je nettosalaris. Daar krijg je een goed pensioen voor, maar als je net een hypotheek bent aangegaan, kan dat nieuwe plaatje voor jou heel problematisch uitpakken.’
‘Voor de praktijkhouder wordt de vraag wat hij kan betalen. Als dat hetzelfde blijft, gaat de zzp’er er enorm op achteruit. Als praktijkhouders minder verschillende zzp-tandartsen zouden contracteren, moeten zzp’ers ook in beweging komen. Dat wordt wel een hele roerige tijd, met zzp’ers die klem zitten en praktijkhouders die geen kant op kunnen. Als praktijkhouders alles compenseren zijn ze zo 20.000 euro extra kwijt. Als een zzp’er ziek wordt heb je een planningsprobleem maar geen omzetprobleem. Bij werknemers heb je én een probleem met de planning, én met de omzet én extra kosten. Bovendien verschijnt een kostenonderzoek van de NZa. Als dat tariefsverlaging tot gevolg heeft, wordt het nog ingewikkelder.’
Zullen er dan meer tandartsen voor kiezen toch praktijkhouder te worden?
‘Dat betwijfel ik. Jonge tandartsen weten dat praktijkhouder worden en verantwoordelijkheid gaan dragen veel gedoe oplevert. De KNMT heeft een onderzoek gedaan onder jongere tandartsen, die korter dan zeven jaar zijn afgestudeerd. Daarvan wil maar een heel klein deel praktijkhouder worden. De vraag is of dat toeneemt als je 15.000 euro meer kan verdienen als praktijkeigenaar. Zzp’ers werken nu met een Zwitserleven-gevoel en dat houdt dan echt op. De meeste mensen die een eigen praktijk starten hebben ambitie, een visie, ze willen iets creëren. Dat zijn de echte praktijkhouders en ondernemers.’
Moet het kabinet de wet VBAR nog aanpassen voor de zorg? Hoe dan?
‘Ja, ze kunnen zeggen: we beschermen de schijnzelfstandigheid voor lagere inkomens, maar iedereen die bijvoorbeeld meer dan 60 euro per uur verdient, is kennelijk een zelfstandige. Dat zou enorm veel lucht geven. In de Tweede Kamer hoor je echter nu het omgekeerde: als je minder dan pakweg 26 euro verdient, ben je zeker niet zelfstandig. 2025 wordt dus nog een meer onzekere tijd, waarin het belangrijk is dat de zzp’er toetst of hij of zij werkt zoals het in de modelovereenkomst staat. Wat de exacte tekst van de wet VBAR wordt moeten we nog afwachten.’
Lees meer:
- Erik van Dam (VvAA) over de handhaving op ‘schijnzelfstandigheid’: ‘Kun je straks nog als zzp'er in de zorg werken? Dat lijkt heel beperkt’, 20 september 2024
- Gastvrijheid: kleine geste, grote impact, 21 juni 2023
- Tandarts Alexander Tolmeijer: ‘Blijf jezelf continu ontwikkelen, daar ben je nooit klaar mee’, 25 januari 2022
Reactie toevoegen